2 Virussen
Van alle micro-organismen zijn virussen het kleinst (25-300 nm) en het vreemdst. Deze levenloze chemische pakketjes eten en groeien niet en worden pas actief als ze binnendringen in een levende cel (gastheer) om zich te vermeerderen. En toch hebben virussen energie- inhoud en een zekere mate van intelligentie. Als virussen een cel binnen dringen wordt hun gastheer vaak ziek. In het latijn betekent virus vergif.
Virussen
De oorzaakcategorie virussen staat voor pathogene activiteit van virussen, viroïden (voorstadia van virussen) en infectieus RNA/DNA (programmeringen van virussen in het erfelijke materiaal).
Naar schatting zijn er minstens 5000 virussen, die allemaal in meer of mindere mate klachten kunnen geven. Veel voorkomende virussen, die pathogeen kunnen worden en zeer langdurig restklachten geven zijn bijvoorbeeld: Cytomegalie, Epstein-Barr, Coxsackie, Corona, Hepatitis, Influenza, Adeno, RS (respiratoir syncytieel), Polio, Rubella en Herpes.
Structuur, taxonomie (ordening) en fysiologie.
Virussen bestaan uit een nucleïnezuur (DNA of RNA) omgeven door een eiwitmantel (capside). Virussen beschikken niet over een ribosoom en kunnen dus niet zelfstandig eiwitten synthetiseren. Sommige virussen hebben buiten het capside nog een lipidenhoudende envelop, die grotendeels van de cytoplasmamembraan van de gastheercel afkomstig is, maar ook eiwitten (glycoproteïnen) bevat die door het virus zelf gecodeerd zijn. Een compleet viruspartikel heet een virion. Een virus dat een bacterie als specifieke gastheercel heeft heet een bacteriofaag. Het genoom van een virus kan enkelstrengs of dubbelstrengs nucleïnezuur zijn, soms is het gewoon gefragmenteerd en soms bestaat het genoom uit twee identieke strengen nucleïnezuur.
Van oudsher is de classificatie van virussen gebaseerd op de aard van het genoom en de structuur van het virion. Het gaat dan om het type nucleïnezuur (RNA of DNA), enkelstrengs of dubbelstrengs , en om de vraag of er een envelop rond het nucleocapsidecomplex aanwezig is.
Viruscategorieën
Virussen worden officieel ingedeeld in 18 categorieën:
- Papovaviridae
- Adenoviridae
- Herpesviridae
- Poxviridae
- Hepadnaviridae
- Parvoviridae
- Reoviridae
- Caliciviridae
- Picornaviridae
- Paramyxoviridae
- Orthomyxoviridae
- Rhabdoviridae
- Retroviridae
- Arenaviridae
- Coronaviridae
- Bunyaviridae
- Flaviviridae
- Togaviridae
Chronische klachten
Veel voorkomende chronische klachten ten gevolge van pathogene virusactiviteit zijn:
- Bovenste luchtwegen, zoals chronische rhinitis, sinusitis, tonsillitis en conjunctivitis.
- Recidiverende otitis media.
- Post viraal syndroom ten gevolge van bijvoorbeeld sluimerend influenza virussen.
- Onderste luchtwegen, zoals acute brochitis, brochiolitis (meestal RSV).
- Gastro-enteritis ten gevolge van rotavirus en Norwalk-like virus (Caliciviridae).
- Eczeem bijvoorbeeld ten gevolge van sluimerende virussen, zoals parovirus B19, rubellavirus, HHV 6 en 7 virus (6e en 7e ziekte) en Echovirussen.
- Wratten bijvoorbeeld ten gevolge van human papillomavirussen 1 t/m 4, 16 en 18.
- Koortslip (herpes simplex en herpes labialis virus) en gordelroos (herpes zoster virus).
- Chronische infecties van gewrichten ten gevolge van sluimerende virussen
- Virale seksueel overdraagbare aandoeningen, zoals herpes genitalis.
- Lymfadenopathieën, mononucleosis infectiosa bijvoorbeeld ten gevolge van het Epstein-Barr virus en cytomegalie.
- HIV ten gevolge van het humane immunodeficiëntie virus en virale hepatitis.
- Hypothalamus syndroom, veelal in combinatie met andere oorzaken.
- Bij zeer veel chronische klachten is er sprake van een sluimerende virusactiviteit, zoals bij fibromyalgie en chronisch vermoeidheid syndroom (ME).